Franchisenemer doet tevergeefs een beroep op coronakorting

Gepubliceerd op: 25-11-2021

Onlangs heeft de rechter zich in een procedure waarbij ik optrad als advocaat voor de franchisegever uitgelaten over onder meer een beroep van de franchisenemer op “coronakorting”. De franchisenemer stelde zich daarbij op het standpunt dat de overheidsmaatregelen als gevolg van Covid ertoe dienden te leiden dat de franchisenemer een korting op de franchisefee zou krijgen. Daarmee was mijn cliënte, de franchisegever, het oneens.

Wat was er aan de hand?

De franchisenemer was een toeleverancier aan horecazaken en keukens van zorginstellingen. De franchisenemer stelde in de gerechtelijke procedure dat hij omzetverlies had geleden als gevolg van de coronamaatregelen, waarbij horecazaken tijdelijk dienden te sluiten. Daarbij heeft de franchisenemer verwezen naar horecazaken die coronakorting op de huur hebben ontvangen van verhuurders. De franchisenemer vond dat zijn situatie daarmee vergelijkbaar was. De franchisenemer had het beweerdelijk geleden omzetverlies niet met financiële stukken onderbouwd.

Wat is het wettelijk kader?

De rechter heeft het beroep van de franchisenemer op coronakorting langs de lat van artikel 6:258 Burgerlijk Wetboek gelegd. Dat is het wetsartikel over onvoorziene omstandigheden. De rechter kan op vordering van een partij bij een overeenkomst de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of de overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden. Er is sprake van onvoorziene omstandigheden indien de contractspartijen de situatie waarop een partij zich beroept, niet hebben geregeld in de overeenkomst. Een beroep op onvoorziene omstandigheden kan pas slagen indien de wederpartij op grond van de redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten.

Wat oordeelde de rechter?

De rechter constateerde dat partijen in de franchiseovereenkomst geen regeling hadden getroffen voor overheidsmaatregelen als gevolg van een pandemie zoals corona. De coronamaatregelen vormden dus in dit geval een onvoorziene omstandigheid zoals bedoeld in de wettelijke regeling. De rechter nam, in navolging van de argumenten die ik namens de franchisegever naar voren had gebracht, aan dat de situatie van de franchisenemer niet gelijk is te stellen met de horecazaken die een coronakorting op de huur hebben gekregen. De franchisenemer hoefde namelijk de exploitatie van zijn onderneming niet (tijdelijk) te staken.

Het is denkbaar dat de franchisenemer als toeleverancier van horecazaken enig omzetverlies heeft geleden als gevolg van het (tijdelijk) sluiten van horecazaken, maar de rechter vond dat de franchisenemer onvoldoende had onderbouwd welke concrete gevolgen dat heeft gehad voor zijn omzet. Horecazaken zijn tijdens hun tijdelijke sluiting immers veelal eten gaan bezorgen en de keukens van zorginstellingen bleven operationeel. Doordat de franchisenemer het door hem gestelde omzetverlies onvoldoende handen en voeten had gegeven, heeft de rechter geoordeeld dat de franchisegever ongewijzigde instandhouding van de franchiseovereenkomst mocht verwachten. De rechter heeft dan ook het beroep van franchisenemer op coronakorting op de franchisefee afgewezen.

Wat kan hiervan worden geleerd?

In mijn optiek kan uit de uitspraak van de rechter een aantal lessen worden getrokken. Ten eerste kunnen de situaties waarin toeleveranciers van horecazaken zich bevinden niet zomaar op één lijn worden gesteld met die van horecazaken. Ten tweede dient een beroep op coronakorting adequaat te worden onderbouwd.

De hierboven bedoelde franchisenemer had bijvoorbeeld in de gerechtelijke procedure overzichten kunnen overleggen waaruit onder meer blijkt (1) hoeveel klanten franchisenemer had, (2) welk percentage van de horecazaken daarvan bestond uit hotels, restaurants, cafés en snackbars en andere eetgelegenheden waarbij afhalen mogelijk was, omdat de coronamaatregelen voor die categorieën niet steeds identiek was (3) welk percentage van de horecazaken tijdens de tijdelijke sluiting is overgegaan op bezorging, (4) welk effect dat had op het aantal orders door horecazaken, (5) hoeveel procent van het klantenbestand bestond uit zorginstellingen en (6) welk effect de overheidsmaatregelen had op het aantal orders door zorginstellingen.

Wordt u als franchisegever geconfronteerd met een franchisenemer die een beroep doet op “coronakorting” of bent u een franchisenemer die mogelijk een beroep wil doen op “coronakorting”?

Neem voor advies vrijblijvend contact op met Van Engel Legal. Van Engel Legal heeft gespecialiseerde kennis en ervaring op het gebied van franchiserecht. Persoonlijke aandacht, met oog voor het snel bereiken van een passende oplossing die recht doet aan uw situatie, staat bij Van Engel Legal centraal.

 

Adeny van Engel

Van Engel Legal